woensdag 20 mei 2015

Sport in fictie

Er lijkt een scheidslijn te bestaan tussen sport en literatuur. Alsof ze elkaar niet verdragen. Lezen was iets voor de astmatische kinderen die niet mee konden doen met de gymles. En de lezer trekt zijn neus op voor de lucht van zweet en chloor. Maar sport en fictie verdragen elkaar heel goed, dat weet de lezer van Ventoux of De kunst van het veldspel. Ik hoor Bert Wagendorp nu al tegensputteren: "Ventoux is geen sportboek, wielrennen is alleen het decor van het verhaal." Dat is juist, hoewel De kunst van het veldspel wel degelijk ook een ode is aan het honkbal. En Wagendorp maakt niemand wijs dat wielrennen niet zijn grote liefde is.

Mijn belangstelling gaat niet uit naar sportboeken, maar naar sport in literaire fictie. Naar literatuur waarin sport de belangrijkste bijzaak is. Niet om lezers aan het sporten te krijgen, en sporters aan het lezen krijgen is mogelijk nog lastiger, hoewel ik vermoed dat veel wielrenners tot de lezerskring van Ventoux behoren. Als ik literatuurliefhebbers op het spoor van sport in fictie kan krijgen ben ik al meer dan tevreden. Komende dagen bespreek ik de grote vijf: voetbal, hardlopen, tennis, zwemmen en schaatsen in literaire fictie.

Anti-sport
Natuurlijk zijn er ook mensen die echt geen korte broek verdragen. Ik stel ook deze mensen niet teleur met een lijstje van anti-boeken. Want het is natuurlijk niet zo dat de sporter of de sport altijd gunstig naar voren komt in fictie.